Hemelvliegvaart

Op hemelvaart krijg ik een sms van R. Hij zit ergens op een grens tussen Syrië en een buurland. R is geluidsman. Hij luistert naar kleine verhalen vol betekenis voor wie horen wil.
Zoals dat van de benzinesmokkelaar. Hij zit in een bedoeninkje van sloopmateriaal langs de kant van de weg. Zijn leven bestaat uit handel en overleven, glimlachend met een mond vol lege plekken vertelt hij erover. Berusting lijkt veel op tevredenheid.
R schrijft dat hij gister de zoon van zo’n benzinesmokkelaar tegenkwam. Hij stond te vliegeren op het dak van een huis. Toen R hem vroeg waar de grens was, wees de jongen vaag naar rechts.
Wat de grens betekent voor de vlieger, werd hem gevraagd. De jongen lachte zijn nog jonge gebit bloot. ‘Niets,’ antwoordde hij.
‘Dus niets houdt de vlieger tegen?’
De jongen keek naar de plek waar de grens moest liggen, hij schermde zijn ogen af tegen de felle zon. Zijn blik gleed langs de trillende hemel, over het kale landschap waar pantserwagens als mieren tegen de bergen opkropen, terug naar de vlieger die wiegde op de lauwe wind.
‘Het touw,’ zei hij.
Op een dag als deze vraag ik me af wat míj tegenhoudt. In dit verwende land is weinig plaats voor berusting. De druk van prestatie houdt menigeen aan de grond. Maar vandaag is hemelvaart. Ik kijk naar de lucht en snij mijn touw door.