
In het bos kom ik Mizzy tegen. Zij komt van links, ik van rechts. Mizzy is een herdershond. Zo’n trouwe. Wij zien elkaar twee keer per week op de hondencrèche, waar ik tijdens mijn hondenbaantje een roedel van zo’n veertig dieren bestier.
Mizzy vindt het verwarrend mij ‘in het wild’ tegen te komen. Even moet ze erover denken, daarna viert geluk feest. Ze blaft en draait rondjes, likt mijn hand en knort daar hartstochtelijk bij. Tot zover alles naar wens.
Na vijf minuten ga ik verder. Een andere kant op dan Mizzy moet. Een laatste aai markeert het afscheid. Daar is Mizzy niet klaar voor. Ze achtervolgt mij minutenlang, haar roepende baas ten spijt.
Rene Gude, filosoof en denker des Vaderlands, die weet dat hij binnen niet al te lange tijd zal sterven, stelde dat het grootste verdriet bij een scheiding voor rekening van de achterblijvers is. Zíj zijn degenen die het afscheid moeten dragen. Wellicht omdat het onvrijwillig is; een opgelegde keuze. Of dat door het lot of een persoon bepaald wordt maakt niet uit: beiden kunnen onmachtig en daarmee onverdraaglijk voelen.

Honden zijn compromisloze wezens. Voor de meeste is het alles of niets. Maar in tegenstelling tot de mens, is hun geheugen kortstondig en de acceptatiegrens hoog. Zo ook bij Mizzy. Een half uur na ons moeizame afscheid kom ik haar opnieuw tegen. Al op afstand ziet ze me, in hoog tempo komt ze aangerend. Haar begroeting is als nieuw en zonder verwijt. Zij kan niet weten dat ik al 30 minuten het verontrustende beeld van een afgewezen hond met mij meedraag.
De rest van mijn wandeling denk ik na over de stelling van filosoof Gude. Aan het einde van mijn tocht besluit ik dat het hartzeer van afscheid van twee kanten bekeken kan worden. Het lot van de achterblijver mag dan onmacht zijn; het leed van de vertrekker is dat hij weet wat hij achterlaat.