Dit boek verhaalt in zes vertellingen en evenzoveel vaarverslagen over hoe het Zeeland verging na de ramp van 1953. De gebeurtenis die in het leven van zovelen de streep trok die het bestaan voorgoed zou indelen in de tijd vóór en de tijd ná de Watersnoodramp. Ik heb gekozen voor Zeeland omdat dat het gebied van mijn familie en mijn jeugdherinneringen is, al spelen enkele stukken zich af in de twee andere provincies die hard getroffen werden: Zuid-Holland en West-Brabant. In de vertellingen verhaal ik over hoe de ramp, soms pas tientallen jaren later, opnieuw toesloeg, ditmaal in een vermomde vorm die nieuwe afdrukken maakte, als een echo uit het verleden. Ze spelen zich af op het land en in de hoofden en harten van de bewoners ervan. Maar de littekens van de geschiedenis tekenen ook het water tussen de, inmiddels, door dammen verbonden eilanden. In de vaarverslagen beschrijf ik mijn zoektocht naar nagelaten sporen in de voormalige zeearmen. Die zoektocht onderneem ik met een Zeeuwse metgezel: mijn schip Alfons Marie, een Zeeuwse klipper uit 1901 die een groot deel van haar werkend leven de wateren van de Zuidwestelijke delta bevoer. Ook voor Alfons Marie is de watersnoodramp een streep die haar varend leven in tweeën deelt: het kantelpunt dat leidde tot de afsluiting van de zeestromen in de delta waardoor een groot deel van het eeuwenoude estuarium transformeerde tot getij-loos binnenwater.
Toen mijn uitgever voorstelde een boek te schrijven over de Watersnoodramp reageerde ik afwijzend. Er is al zoveel over verteld, ik heb daar niets aan toe te voegen, zo verdedigde ik mijn onwil. Mijn verzet komt voort uit schroom. Ik ben geen Zeeuwse en ik heb de ramp niet meegemaakt. Toch is de Watersnoodramp een onderwerp dat mij al van kindsbeen af bezighoudt. Dat komt door de beelden die mijn moeder schetste van het verdronken land, al spelen haar herinneringen zich af in 1945, na de inundatie van Walcheren en niet in 1953 na de Watersnoodramp. De omstandigheden van de twee gebeurtenissen waren weliswaar verschillend – bij de strategische inundatie in 1944 werden diverse dijken op Walcheren door de geallieerden gebombardeerd om het eiland onder water te krijgen en zo de bezetter in hun bunkerstellingen vleugellam te maken, terwijl bij de Watersnoodramp in 1953 een stormvloed vele dijken deed bezwijken en het water, onbedoeld, grote delen van Zeeland, Zuid-Holland en het westen van Brabant overspoelde – de uitwerking ervan was hetzelfde. Het land verdronk maandenlang bij iedere vloed, de zee veroorzaakte verwondingen die na verloop van tijd veranderden in littekens waarvan sommigen tot op de dag van vandaag zichtbaar zijn. Wie goed kijkt ziet de sporen van de waterwolf. Ze vertellen verhalen, niet alleen over de gebeurtenis zelf, maar ook over het vervolg erop. Door mij te concentreren op die verbindingsdraad tussen het verleden en het nu, kon ik schrijven over de ramp die zoveel teweeggebracht heeft.
Voor de eerste maal raakte ik bewust van de uitwerking die de watersnoodramp heeft gehad op de ontwikkeling van de eilanden in de Zuidwestelijke delta. Hoe veel er veranderde, niet zozeer door de stormvloed zelf, maar door de ingrepen die er op volgden. Ik begon te zoeken naar de sporen van de watersnoodramp die 70 jaar geleden plaatsvond.
Eenmaal op zoek vond ik er heel wat. Vervreemdende overblijfselen van de tijd voor de ramp. Een stuk muraltmuur op een voormalige zeedijk, ver weg van het water. De loop van een oude vaargeul door de landbouwgronden, een kerkhof waar de laatst geplaatste grafzerk uit 1952 stamt. Behalve de directe sporen die het gevolg zijn van de stormvloed zelf, zag ik er veel die hun oorsprong vinden in de antwoorden erop. De gevolgen van de keuzes die na de ramp, noodgedwongen, in hoog tempo werden gemaakt, zijn nog altijd zichtbaar voor wie gericht kijkt. Een huizenhoge deltadijk die een scheepshelling doorsnijdt. Een achtergebleven onderdeel van een gesloopt zeeschip op de slikken van een afgedamde zeearm, de kaarsrechte autoweg tussen strakgetrokken akkers.
Zeeland veranderde vanaf 1953 in razende vaart; een nieuwe tijd rolde binnen over de dammen en bruggen die de eilanden een voor een met elkaar verbonden toen het Deltaplan werd uitgevoerd. De reis naar de eilanden was eenvoudig geworden, het isolement van gemeenschappen die alleen over water bereikbaar waren werd opgeheven. De moderne wereld stroomde ongevraagd dorpen en buurtschappen binnen, de boerenerven op, de polders in. Het landschap transformeerde door de herinrichting die plaatsvond na de verwoestende ramp. Bochtige wegen werden rechtgetrokken, kleine akkers samengevoegd tot grote percelen. Werkpaarden werden vervangen door tractoren, het traditionele ringrijden op zondag verwerd tot een toeristische attractie waar vooral mensen van buiten de eilanden naar kwamen kijken. Gehuchten verdwenen omdat ze niet werden herbouwd, kleine dorpen groeiden uit tot woonkernen die vormgegeven waren door de Reconstructiecommissie. Vrouwen legden hun klederdracht af, al gold dat niet voor iedereen: mijn grootmoeder bezat geen andere kleding dan de traditionele. Vakantiegangers ontdekten Zeeland; door het water vernielde boerengrond veranderde in kampeerterrein, strand- en watertoerisme rukte op. De veranderingen zijn legio, zoals dat in heel Nederland het geval was toen de moderne tijd zijn intrede deed. Het verschil met Zeeland is de snelheid waarmee de provincie die nieuwe tijd in werd geslingerd. En de oorzaak van de abruptheid waarmee de eilanden van gedaante wisselden: de Watersnoodramp.
De zoektocht naar verhalen over het vervolg op de Watersnoodramp was een avontuur. Het is spannend niet te weten waarnaar je zoekt en magisch te voelen dat je iets op het spoor bent, al heb je geen idee wat precies. Het is een minuscuul lichtje dat even knippert en dan weer dooft. Als een aanwijzing. Alleen wanneer je er de blik langer op gericht houdt zal het opnieuw schijnen. Ik vond verhalen door te spreken met mensen, maar ook door in het landschap te zoeken naar afdrukken van de geschiedenis. Tijdens de researchperiode én de schrijftijd verzamelde ik informatie uit boeken, kranten, rapporten, verslagen, studies, websites, (contact)bladen, archiefstukken, bijbelteksten, en nog veel meer, al dan niet digitaal. Ik luisterde naar radio-opnames, bekeek televisie- en filmbeelden, vergeleek topografische-, zee-, vaar-, wegen- en weerkaarten, gidsen, atlassen en almanakken, bekeek plattegronden en satellietbeelden, raadpleegde wegwijzers voor de scheepvaart uit diverse jaren en toetste veel van deze informatie aan de huidige tijd. Uiteindelijk maakte ik de keuze voor zes vertellingen die de ramp en de tijd die daarop volgde een persoonlijk gezicht gaven. De onderwerpen zijn uiteenlopend maar de inzet van ieder verhaal hetzelfde. Leven met de gevolgen van de watersnoodramp.
Het bevroren kerkhof vertelt de geschiedenis van een buurtschap dat desastreus getroffen werd in de nacht van 31 januari 1953. Na de ramp mochten de bewoners niet terugkeren naar hun woonplek, Capelle werd bevroren. Datzelfde gold voor het kerkhof; de doden van Capelle moesten elders worden begraven. Een halve eeuw later revancheerden de overlevenden zich met een monument. Wie vandaag de dag goed luistert hoort ze murmelen onder het zonovergoten gras van het bevroren kerkhof: de verdreven verdronkenen van Capelle.
Het geloof van mevrouw Okker beschrijft hoe verschillend de gelovigen de Watersnoodramp ervaren hebben. Terwijl de een de gebeurtenis beschouwt als een straffe Gods, is het voor een ander een reden tot dankbaarheid omdat iedere dag nadien een toegift op het leven is.
Het zwijgen van de mosselvisser is het verhaal van een redder die na meer dan 50 jaar zijn stilte over de ramp verbrak. Aan zijn 7-jarige kleindochter vertelde hij voor de eerste maal wat er die avond in de overstroomde polder voorgevallen is. Inmiddels leeft de Watersnoodramp al drie generaties voort binnen de familie Schot en kleurt de geschiedenis de blik op de toekomst.
De verloren wereld van het Dijkwater verhaalt over het geïsoleerde bestaan in het slikkenland waar het levensritme van beurtschippers en bietenlaaiers, van slikloodsen, sjouwers en wegers bepaald werd door het getij. Het was een wereld die in één enkele nacht verdwijnen zou. De ramp had tot gevolg dat een eeuwenoude zeearm die als een kronkelende slang diep het eiland binnendrong, werd afgedamd waardoor de kleine landbouwhavens hun functie verloren. Wie in huidige tijd het spoor van de oude geul volgt, dwaalt door verstopte herinneringen.
De scheepssloper van Viane toont een tijdsbeeld dat voorgoed voorbij is: de slikken van de Oosterschelde als laatste haven van een sterfkonvooi. Tientallen schepen wachtten op de bij laagtij droogvallende zeebodem op hun einde. Scheepssloper Marinus Van der Marel sloopte tankers en binnenvaartschepen, coasters en zeereuzen. De periode die volgde op de Watersnoodramp was een tijdperk waarin wetgeving over milieu en arbeidsomstandigheden nog een toekomstvisioen was. Het waren de jaren waarin alles nog kon; een geweldige tijd voor een scheepssloper die niet van regels, bemoeienis en pottenkijkers hield. Maar de Oosterscheldekering die de zeearm afsloot, maakte er een einde aan. Wat de Watersnoodramp mogelijk maakte, werd door het gevolg ervan ondergraven.
Moed en Trouw en de Deltadijk is de historie van een meer dan 100-jarige scheepswerf die de Watersnoodramp overleefde om alsnog te sterven aan de uitwerking ervan. Vijf generaties scheepsbouwers van het geslacht Verras bouwden hun houten hoogaarzen en hengsten op de scheepswerf in Paal die aan overzijde van het Verdronken Land van Saeftinghe op buitendijkse grond gevestigd was. Het bedrijf weerstond de waterwolf tijdens de rampnacht al was dat niet zonder schade: de loods aan bovenzijde van de helling werd verwoest om later weer te worden opgebouwd. De doodsklap kwam 25 jaar na de nacht van de Watersnoodramp. Toen werd de geul, die als een navelstreng de scheepswerf met de Westerschelde verbond, onder tonnen zand bedolven. De nieuwe Deltadijk sneed Moed en Trouw van zijn levensader af waardoor het ten dode opgeschreven was.
In de vaarverslagen beschrijf ik hoe het de voormalige zeearmen van de Zuidwestelijke Delta verging na de Watersnoodramp. Vier werden er afgedamd, de Westerschelde was de enige die openbleef terwijl de Oosterschelde, na de nodige strijd, uiteindelijk een stormvloedkering kreeg die sluit wanneer het waterpeil boven 3 meter NAP stijgt. De afdammingen hebben grote gevolgen gehad voor het Volkerak, het Haringvliet, de Grevelingen, de Oosterschelde en het Veerse Meer dat voorheen bestond uit de Zandkreek en het Veerse Gat. De Deltawerken mogen de zee dan buiten houden; ze hebben de nodige problemen opgeleverd. In de Oosterschelde is de landhonger van de waterwolf verruild voor zandhonger van de zeebodem. Het verzoete Volkerak verandert aan het einde van een warme zomer in een soep van groen water waar blauwalg zorgt voor doodzieke waterdieren en massale vogelsterfte. Het na de afdamming ontstane Grevelingenmeer mag dan nog steeds zout zijn, het getij is verdwenen en daarmee de doorstroming. Daar waar het water dieper is dan 10 meter zorgt zuurstofloosheid voor afgestorven onderwaterleven. Ook het Veerse Meer kampt met slechte waterkwaliteit. Het Haringvliet kampt met het uitsterven van vissoorten omdat het voorheen brakke estuarium waar de zoute zee en het zoete rivierwater geleidelijk samenkwamen, werd afgesloten voor trekvissen die eeuwenlang naar stroomopwaarts gelegen paai- en opgroeigebieden zwommen. Toen de oorspronkelijke rivierdelta verzoette, verdween het lichten van de zee met zijn grillige groene patronen, net als de zeevlammen die alles verhulden in een witte waas, en het Sint-elmsvuur dat met blauwe vuurtongen aan de masten likte en zoemde als een bij.
Natuurlijk zijn er ook positieve resultaten. Er zijn grote zoetwaterbuffers ontstaan, er is veel ruimte voor waterrecreatie toegevoegd met bijbehorende voorzieningen, er is land gewonnen, er zijn natuurgebieden ontstaan. Maar bovenal is de zee de toegang ontzegd en daar was het uiteindelijk om te doen. Al is de prangende vraag hoe het in de toekomst moet nu de zeespiegel sneller stijgt dan verwacht en de tijd voor oplossingen begint te dringen.